In de jaren tachtig kent Amsterdam de grootste hoofdstedelijke concentratie drugsgebruikers aller tijden. Dit zet de gemeente aan tot nieuw beleid. Het idee is om kleinschalige voorzieningen in de verschillende buurten op te zetten. Het plan is nooit tot uitvoering gekomen door heftig verzet vanuit de wijken en zorgt zelfs voor aftreden van wethouder van Volksgezondheid Irene Vorrink. In het drugsbeleid dat de gemeente vervolgens ontwikkelt, krijgt stichting De Regenboog de vraag de laatste fase voor haar rekening te nemen: namelijk voorkomen dat ex-gebruikers terugvallen. De nazorgsectie van De Regenboog concentreert zich op individuele begeleiding. En op de ondersteuning van een zelfhulpgroep van kansarme Surinamers die gestopt zijn met gebruiken en proberen niet terug te vallen.
Koffie en condooms
Er blijkt er nog een groep te zijn voor wie ‘geen helper is’: verslaafde vrouwen, meestal werkzaam in de prostitutie. Ze komen wel in kraakpand De Doelen, maar blijken voor de hulpverlening het minst bereikbaar. Daarom stelt De Regenboog in 1980 met kerkelijk geld speciaal voor deze doelgroep veldwerkster Marjolijn Keesmaat aan. Zij gaat ‘s avonds en ’s nachts met koffie, broodjes en condooms de straat op om vrouwen tijdens hun werk op te zoeken. Ze streeft naar erkenning van de straatprostituees als bestaande groep die faciliteiten nodig heeft om te kunnen werken. De politiek heeft in die tijd geen ander beleid dan handhaving van de openbare orde, hetgeen neerkomt op opjagen en boetes uitdelen.
Lees hier wat wij allemaal meemaken en wat ons in beweging brengt.