In 1979 gingen Regenboog medewerker Marta Bruin en haar man Jos Abbo wonen op de bovenste anderhalve etage van het Tabe Rienkshuis. De andere kamers waren spreekkamers voor de twee hulpverleners van de Regenboog: Jelle van Veen en Tom Spaay. De benedenverdieping was de wachtkamer voor gebruikers die een hulpverlener wilden spreken. Marta was secretaresse en gastvrouw, deed intakes voor de hulpverlening en organiseerde jongerenprojecten. "Je vervulde allerlei taken en van het begrip 'overwerk' hadden we nog nooit gehoord. Je deed wat gedaan moest worden."
Negen jaar lang hebben Marta en Jos in het Tabe Rienkshuis gewoond, hun kinderen zijn er opgegroeid. De Regenboog wilde wonen en werken met gebruikers niet scheiden. Mensen met een drugsverslaving moesten in huiselijke sfeer worden opgevangen. Marta Bruin was het eens met deze visie: "Het was goed voor de drugsgebruikers. Ze zagen dat mensen met kinderen daar wilden wonen, en ze hadden contact met de kinderen. Ik denk ook dat de levenshouding opgepikt en gewaardeerd werd. De tijd was anders. Wij waren jong en de drugsverslaafden waren jong. Er was veel idealisme. We kenden de gebruikers die in het Tabe Rienkshuis kwamen goed en agressie was een bijna onbekend verschijnsel."
Tekst: Jan Kees den Bakker
"Je vervulde allerlei taken en van het begrip 'overwerk' hadden we nog nooit gehoord. Je deed wat gedaan moest worden."
Kloveniersburgwal met op de achtergrond het Vincentiushuis: De Kloof. V.l.n.r. Marta Bruin, Tom Spaay en Jelle van Veen.