Hij is dj en feestorganisator, al sinds de jaren tachtig. Een van de stichters van de houserevolutie in Nederland. Schrijver van twee romans: Pandaogen en Nachtdier. Joost van Bellen (60) wil niet alleen aan de feestkant van het leven van waarde zijn. “Draaien is iets magisch en de dansvloer verbroedert, maar ik wil meer doen met mijn leven.”
Waarom Regenboogmaatje?
“Dat is een heel verhaal. Alles wat ik deed, stopte door corona en daarvoor ging het mentaal al niet zo lekker. Eigenlijk was het de bedoeling in 2020 mijn medicatie tegen angst en depressie af te bouwen. Maar met die lockdown. ´No way´, zei mijn psycholoog. Toen ben ik maar heel veel gaan wandelen met allerlei mensen. Dat hielp om mijn kop goed te houden en in contact met de buitenwereld te blijven.
Dan opent de geest en denk je: ‘ik ga weer schrijven’. Daarvoor toog ik afgelopen januari naar Brazilië, want Amsterdam was grijs en mistig, zonder vooruitzicht dat er weer wat zou mogen. Maar ik sleurde veel aan ellende met me mee, die twee jaar hadden er best wel ingehakt. Dus meteen schrijven lukte niet. Na een paar weken kon mijn man ook nog eens niet komen, omdat hij corona had. Zat ik daar alleen, terwijl er een oorlog uitbrak.
“Hoe kon ik al die negativiteit purifiëren en er één druppel goedheid uit laten komen?”
Ik kon alleen maar doemscrollen. Alles wat ik las en zag was negatief. Het werd me echt allemaal te veel. Tegelijkertijd wilde ik iets doen. Toen zag ik op Instagram jullie oproep en besefte ik dat ik aan dat grote -die oorlog- toch niets kon veranderen en daar ook niets positiefs uit kon halen, maar uit één-op-één iemand helpen wel. Als iemand blij is om je te zien en zich daardoor beter gaat voelen. Dat is zo belangrijk en doet jezelf ook goed.”
Zelf ooit het gevoel gehad niet aan de gewenste standaard te voldoen?
“Toen ik jong was, dacht ik: ‘ik ben anders’, maar kon ik het niet precies duiden. Je denkt dat je alleen bent en dat hangt als onheil boven je, waardoor je je eenzaam voelt. Later ga je op allerlei punten de lat heel hoog leggen. The velvet rage, wordt dat genoemd. Je wil de beste van de klas zijn, een subliem uiterlijk, en er zit natuurlijk een randje aan dat succes: dat het nooit genoeg is, dat is de grote valkuil. Mijn vlucht in het nachtleven heeft er ook wel iets mee te maken. Ook met niet hoeven voelen.”
Heftige dingen meegemaakt?
“Ik heb goede vrienden verloren aan aids, waarbij wij als enigen aan het sterfbed zaten, niet de familie, die vervolgens wel de uitvaart bepaalde en ons achteraan zette. Sommige vrienden zijn achtervolgd, bedreigd en zelfs zwaar mishandeld vanwege hun homoseksualiteit.”
Meer eenzaamheid bij lhbt+’ers denk je?
“Mensen in transitie -helden in mijn ogen- hebben het in de maatschappij nog steeds heel moeilijk en er zijn in de stad veel minder plekken om gelijkgestemden te vinden dan voor de smartphone. Vroeger ging de gay-man op jacht in de grote clubs, nu gebeurt dat vooral online en zijn er besloten (seks- en drugs)feesten waar ook een hoop misgaat. Volgens mij is er veel eenzaamheid binnen de lettersoep-community.”
Wat breng je als vrijwilliger?
“De uitspraak ‘als je hier niet bent geboren, word je nooit Amsterdammer’, raakte mij ooit, want ik voelde me sowieso al buitengesloten. Daarom zou ik iemand heel graag thuis willen laten voelen. Ik heb oog voor details en weet van alles over Amsterdam, waardoor ik iemand mooie dingen kan laten zien en meer van de stad kan laten houden. Ik weet nog dat ik zelf na lange tijd uit een zwart gat kroop, door het Vondelpark fietste en zag hoe mooi een blauwe lucht en een wolkje waren en besefte: ‘het gaat beter met me’. Iemand helpen daar te komen, zou heel mooi zijn.”
Heb je een boodschap?
“Ik denk dat weinig mensen weten hoeveel vrijwilligers er nodig zijn. Men schreeuwt om hulp. Denk niet dat het zomaar goed komt, geef je in godsnaam op. Het hoeft niet zwaar en moeilijk te zijn. Dat ene uurtje per week, is een mooie afspraak met jezelf in een druk leven. Én de stad heeft veel meer groen nodig. Al die gebouwen, waarom alleen steen en geen groen erop?!”
Interview: Lieke Folkertsma & Jola Gosen | Tekst: Jola Gosen I Fotografie: Merlijn Michon